“Een storm, zonder de tijd om even uit de wind te gaan staan”

Onlangs sprak onze Nico Sturm met Peter Briers voor Citta van Gazet van Antwerpen en nam hem mee op een rondgang langs zijn meest dierbare plekken in onze geliefde metropool. De vrucht van die ontmoeting, lees je hier.

Heftig, zo omschrijft Nico Sturm zijn leven en werk sinds het overlijden van mentor Reinhilde Decleir, acht weken geleden. Haar dood katapulteerde de acteur sneller dan verwacht tot fulltime artistiek leider en directeur van de sociaal-culturele werkplaats Tutti Fratelli. “Het voelt aan als een storm, zonder de tijd om even uit de wind te gaan staan.” 

  • Tutti Fratelli – Ode aan Reinhilde Decleir

Het onthaal in het hoofdkwartier van Tutti Fratelli gaat gepaard met koffie. Symbolischer kan amper: Nico Sturm die ons – twee kopjes troost in de handen – binnenleidt in het vroegere kantoor van Reinhilde Decleir. De dood van Reina, de mater familias van de sociaalartistieke werkplaats, was een mokerslag. Wat rest is troost. “Alles wat je ziet is van haar”, zegt Sturm. “Het ligt nog exact hoe het lag toen ze hier voor het laatst de deur is uitgegaan. Deze plek is en blijft een en al Reinhilde.”Gewoon op haar stoel gaan zitten, zelfs dat valt hem nog altijd zwaar. “Mijn jas hangt aan een lamp in plaats van aan ‘haar kapstok’. Om maar te zeggen: het gaat tijd kosten, maar ik kom er wel.”De klik tussen hem en haar kwam er in 2019, in de aanloop naar de voorstelling De Onzichtbaren. “Reina belde me op. Of ik op gesprek wilde komen? Ze vroeg me of ik zin had om voor Fratelli een voorstelling te maken, en die samen met haar te regisseren. In haar kantoor uitgenodigd worden, dat was een bijzonder moment. Zij zat daar, achter haar bureau. Er was geen sprake van hiërarchie, wel van wederzijds respect.”Hij zou haar de komende tijd stelselmatig assisteren, zodat zij haar taken langzaamaan kon afbouwen, dat was het plan. Het draaide anders uit. “De ziekte sloeg harder toe dan verwacht. Tijdens de laatste weken ging het plots zo snel dat ze mij vroeger dan gepland gevraagd heeft om de leiding over te nemen. Enfin, niet gevraagd, maar gezegd. ‘Jij moet dat doen!’ Dat was haar stijl: lief, maar soms ook dwingend. ‘Ik moet just niks’, heb ik geantwoord. Daar moest ze om lachen. Uiteindelijk heb ik toch ingestemd.”Nog elke dag groeit bij hem het besef dat zijn opdracht immens is. “Gelukkig hebben de Fratelli een grote veerkracht. Samen vinden we troost in de voorbereiding van De Störm, een stuk waarin Reinhilde nog zou meespelen. Iedereen wil er een prachtvoorstelling van maken, als ode aan haar.

  • Diontheater: “Als je het doet, doe het dan goed”

We zetten koers naar het Dionteater in Wilrijk. Een andere setting, maar toch: opnieuw theater – zijn eerste liefde – en alweer een link met Decleir. “Ze deed daar wel eens een gastregie. Als zij binnenkwam, was dat een en al éminence. Dat heeft me getriggerd. Op Studio Herman Teirlinck kruisten onze paden elkaar opnieuw. Daar zijn toen nauwe banden gesmeed.”Eenmaal binnen neemt de gids in Sturm het over. Hij kent het gebouw als zijn broekzak. “Hier heb ik als kind voor het eerst geproefd van theater. Later heb ik hier ook mijn eerste stappen als acteur gezet. De magie achter de scène was even groot als die op het podium.”Zijn debuutrol was die van Haan in De Bremer Stadsmuzikanten. “Net voor de première liet de acteur die de haan zou spelen het afweten. Officieel omdat hij moest studeren, officieus omdat hij het kostuum niet echt flatterend vond. Mijn vader, destijds lichtman en huisbewaarder, stelde voor dat ík het dan maar moest doen.”Toenmalig regisseur Gust Engelen viel niet zomaar te paaien. “Ik moest eerst een auditie doen. ‘Kukelekuut ne keer’, zei hij. Dat deed ik. Eerst viel er een ijzige stilte, dan klonken vanuit de donkere zaal de gezegende woorden: ‘Ge hebt de rol.’(lacht)”“Gaandeweg ben ik bij het Dionteater meer rollen gaan spelen en is mijn liefde voor het vak gegroeid. Beroepsacteur worden bleef een stiekeme droom, maar ik wilde eerst nog iets anders studeren. Ik dacht aan architectuur, maar ik zou gebouwen verzinnen die niet recht konden blijven staan. Dus werd het rechten, dan zou ik als een echte Robin Hood kunnen opkomen voor anderen.”Later trok hij alsnog naar Studio Herman Teirlinck, met – opvallend voor de tijdgeest van toen – de zegen van zijn beide ouders. “Mijn moeder begreep het onmiddellijk, mijn vader ook. ‘Als je het gaat doen, doe het dan goed’, zei hij. Ik heb hem dat toen beloofd. De rest is geschiedenis.”

  •  De Vrijgeweide – De poëzie van het leven

In dienstencentrum De Vrijgeweide, vlak bij Sint-Erasmus, is net een quiz aan de gang. Een twintigtal senioren peinst en piekert alsof zijn leven ervan afhangt. Als Sturm binnenwandelt, wordt hij meteen herkend. “Ha, Nico!” Alsof hij er kind aan huis is, zo gemoedelijk gaat het. “Na een bezoek aan Reina dronken we vaak nog iets in deze cafetaria. Elke keer werden we warm ontvangen.”Het is in de naastgelegen palliatieve afdeling waar Decleir haar laatste weken heeft doorgebracht, omringd door mensen en kunst die haar dierbaar waren. “Werken van Fred Bervoets, Flor Hermans, Wilfried Pas. En een ets van haar broer, Jan. Ze had er haar eigen kunstkabinet van gemaakt.”“Tijdens een van onze visites moest ze verzorgd worden. We besloten wat te gaan drinken, maar de cafetaria was gesloten. De vrijwilligers met dienst lieten ons er toch nog in. De liefdevolle manier waarop zij over hun bewoners praatten, was hartverwarmend. Niet betuttelend, maar met een groot hart schenken ze mensen nog comfort, aandacht en liefde in het laatste hoofdstuk van hun leven. Fenomenaal. Ik doe mijn hoed af voor projecten als De Vrijgeweide, en bij uitbreiding ook voor alle andere zorgverleners.”Het typeert hem dat hij oog blijft hebben voor het mooie in de maatschappij, ook al maakt de actualiteit die oefening steeds moeilijker. “Ik heb ooit geprobeerd om een jaar lang positieve nieuwsberichten te verzamelen. Bedoeling was om daar een voorstelling van te maken. Ik heb nogal moeten wroeten om ze te kunnen vinden, maar ze bestaan.”Een eeuwige positivo wil hij zichzelf niet genoemd hebben, veeleer een romanticus. “Je kan dat naïef noemen, maar soms wil ik bewust naïef zijn, om de poëzie van het leven te blijven vinden.”

  •  Instroom – “Onrecht kan me kwaad maken”

Op naar Stormkop, waar chef Seppe Nobels exact een jaar geleden van start is gegaan met Instroom, een multicultureel-culinair project. De gedachte aan koken met grote K stemt Nico plots filosofisch. “De idee dat alle ingrediënten eerst gekweekt moeten worden, vervolgens moeten groeien en dan met veel zorg worden uitgekozen, dat blijf ik bijzonder vinden. Idem dito met wijn. Elke fles is als een boek, een verhaal op zich. Het zijn allemaal kleine geschenken van de schepping.”Hij kent Nobels al langer dan vandaag. Graanmarkt 13, het vorige restaurant van de Antwerpse kok, ligt vlak bij de Bourlaschouwburg. “Liep daar een voorstellingenreeks van Het Toneelhuis, dan trakteerden mijn collega’s en ik onszelf bij Seppe al eens op een lekker diner. Niet zo lang geleden ben ik voor het eerst bij Instroom terechtgekomen. Wat een heerlijke en straffe keuken.”Zelf noemt Nobels het fusion kitchen 2.0. “Seppe is samen met een team van vluchtelingen en asielzoekers op zoek gegaan naar kooktechnieken uit verschillende landen. Het resultaat is een heerlijk menu met bereidingen van meerdere chefs, afkomstig uit diverse landen.”“In zekere zin is Instroom vergelijkbaar met Fratelli: samenwerken met mensen die uit de maatschappij zijn getuimeld, op de dool zijn geraakt en op zoek gaan naar een veilige haven. Hun talent aanboren en hun trots weer zichtbaar maken, die missie hebben we gemeenschappelijk.”Nico’s sociaal-maatschappelijke toewijding komt niet uit de lucht vallen, ze maakt deel uit van zijn DNA. “Mezelf inzetten vanuit een engagement en rechtvaardigheidsgevoel, dat heb ik van mijn moeder. Ik maak me zelden boos, maar onrecht kan me wél kwaad maken. Dat is altijd zo geweest.”

  • Victor Sturm – Steentjes in de levensrivier

Voor de laatste halte keren we terug naar het centrum van de stad, waar de Kloosterstraat overgaat in Oever. “Kijk eens.” Nico wijst naar een tegelconstructie op het hoekpand, met daarop, in sierletters: Carrelages Victor Sturm Faiences Tegels. “Victor was mijn overgrootvader. Hij was tegelmaker en -zetter. In de buurt vind je nogal wat huizen en projecten die hij mee heeft helpen betegelen. De Voetgangerstunnel, bijvoorbeeld. Dit hoekpand in art deco was ooit zijn winkel en atelier.”

Vandaag doet het gebouw dienst als appartementencomplex. “Elke keer als ik een Te Huur-bordje zie hangen, groeit mijn verlangen om hier een studiootje te hebben. Mijn vader en moeder hebben veel verhalen over Victor verteld en ik wil die familieband in stand houden.”

Of hij het ook voelt, de drang om – net als zijn overgrootvader – iets achter te laten voor de eeuwigheid? De vraag komt zichtbaar onverwacht. “Ik probeer wat steentjes in de levensrivier van mensen te gooien en zo een beetje deining te veroorzaken”, zegt hij aarzelend. “Ik kan daarmee de loop van de rivier niet veranderen, maar misschien biedt wat ik doe wel stof tot nadenken.”

Mensen aanzetten tot moedige keuzes: Sturm hoopt stiekem dat het hem als acteur al gelukt is. “Theater lijkt vluchtig, maar door de nauwe band met het publiek is het moment van zindering soms zo intens dat het echt verandering teweeg kan brengen. Daar wil ik in blijven geloven.”